Zaterdag 4 juli 2020 Kasteel Bouvigne en Kasteel van Breda.
10.15-10.45 Koffie/thee in Grand café De Kogelvanger, Galderseweg 55, 4837 AC Breda
11.00-12.30 Rondleiding door huis en tuin van kasteel Bouvigne, Bouvignelaan 5, 4836 AA Breda
13.00- 13.45 Lunch in Restaurant Dickens en Jones, Grote Markt 40-42, 4811 XS Breda (Parkeren in parkeergarages in de buurt van de Grote Markt)
14.00-16.00 Rondleiding door het Kasteel van Breda, Kasteelplein 10, 4811 XC Breda
16.15-17.30 Borrel en hapjes bij Rest. Dickens en Jones
Prijs: € 70,-
Alle deelnemers moeten een geldig paspoort, id-kaart of rijbewijs meenemen naar Breda.
Kasteel Bouvigne
Het kasteel Bouvigne ligt bij het dorp Ginniken nu een deel van de stad Breda . Hoe oud het kasteel precies is, is lastig te zeggen. Hoewel de eerste vermeldingen van Bouvigne stammen uit 1425, wordt het omgrachte herenhuis zelf pas in 1554 genoemd in het testament van Jacob van Brecht. Hij stelde zijn testament op in het huis van vader Godert van Brecht ‘staende tot Ghinniken genaempt ter Bouwerie in de Stoefcamer. Godert was mogelijk de stichter van het kasteel. De vroegste vermelden betreffen waarschijnlijk slechts een agrarische complex. Het oudste deel van het huidige kasteel is waarschijnlijk het noordwestelijke deel met de hoektoren, die aanvankelijk niet boven de dakrand van het huis uitstak. Het was het buitenhuis van de familie Van Brecht, die oook het nog bestaande Huis Brecht aan de rand van het kasteelcomplex van Breda bewoonde.
Het huis werd in de tweede helft van de zestiende eeuw vervolgens naar het oosten vergroot. Het werd in die tijd een huys van plaisantie of een buitenhuis genoemd.
Door Jan Baptist Keermans, vertrouweling van Prins Philips Willem van Oranje zal het kasteeltje rond 1611-14 door het volbouwen van de aan de zuidzijde gelegen binnenplaats zijn huidige verschijningsvorm hebben gekregen. Ook de toren werd door verhoogd tot een belvedère toren. In 1615 werd het door Keermans verkocht aan Prins Philips Willem van Oranje, die het als jachtslotje zal hebben gebruikt. Afgezien van Philips Willem, die in 1618 overleed hebben de Oranjes nooit veel belangstelling voor Bouvigne getoond; ze lieten er hun rentmeesters wonen. Het kasteel werd slecht onderhouden en bedreigd met sloop. Stadhouder Willem V deed daarom in 1775 afstand van het kasteel.
De rijke koffieplanter George Ruysch knapte het huis op, gaf het een witte kleur zonder twijfel in samenhang met een verandering van de omgeving in landschapsstijl.. In 1807 werd Bouvigne verkocht en de anderhalve eeuw die volgde, wisselde Bouvigne vaak van eigenaar. In 1931 werd het voor 50 jaar verhuurd aan een religieuze stichting die het kasteel tot 1971 gebruikten. Het kasteel en landgoed was inmiddels in 1943 gekocht door de gemeente Breda, De gemeente Breda verkoopt in 1972 het kasteel aan het hoogheemraadschap West-Brabant (nu waterschap Brabantse Delta) die het als kantoor bestemde. Bouvigne heeft tussen 1975-1977 een ingrijpende restauratie ondergaan. De NKS heeft zich aan het eind van de twintigste eeuw intensief verzet tegen de bouw van een kantoorvleugel.
Kasteel van Breda
Het kasteel van Breda ligt aan de noordzijde van de middeleeuwse stad Breda. De geschiedenis van stad en kasteel zijn sterk met elkaar verbonden. Het kasteel wordt voor het eerst in 1190 als ‘castellum de Breda’ genoemd. De bij het kasteel ontstane nederzetting kreeg in 1252 stadsrechten. De hertog van Brabant verkocht Breda in 1350 aan de rijke Hollandse edelman Jan II van Polanen. Hij liet zoals gebruikelijk voor die tijd in 1350-1362 een nieuw kasteel bouwen dat aan de westzijde voorzien van een grote woonvleugel met aan het uiteinde twee grote vierkante torens, waarvan de zuidwestelijke tot 1827 heeft bestaan. Het geslacht Van Polanen stierf echter spoedig in de mannelijke lijn uit. Jans kleindochter Johanna trouwde in 1403 met de Duitse edelman Engelbrecht van Nassau en hierdoor kwam de heerlijkheid Breda en het kasteel in handen van deze voorname Duitse adellijke familie.
Hendrik III van Nassau, vertrouweling van keizer Karel V en stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, die in 1504 zijn oom opvolgde als Heer van Breda drukt een nog grotere stempel op het kasteel. Hendrik III, die onder meer vermogend was geworden door drie huwelijken met rijke erfgenamen, liet in deze periode het kasteelcomplex ingrijpend veranderen door het te voorzien van moderne vestingwerken waarvan twee door de familie Keldermans gebouwde veelhoekige lage geschutstorens aan de zuidwestzijde uit 1509 en het zogenoemde blokhuis en een aansluitende zware walmuur bewaard bleven. Op dit uitspringende blokhuis verrees een woongebouw waarin De Nassaus verbleven als ze in Breda waren. Hij liet in 1510 de nog bestaande Rekenkamer en andere dienstgebouwen bouwen. Toen de moderne versterkingen klaar waren, kon men beginnen met de verbouwing van het veertiende en vijftiende eeuwse kasteel tot een imposant Renaissancepaleis.
Hendrik III heeft de voltooiing van zijn paleis, dat vooral een representatieve functie zou krijgen, niet meer mogen meemaken. Hij stierf in 1538 en werd opgevolgd door zijn zoon uit zijn tweede huwelijk, René van Chalon, Rene die van een neef de het prinsdom Oranje in Zuid-Frankrijk erfde, vervolgde de bouwwerkzaamheden en liet behalve de nog bestaande hoofdvleugel ook een verdwenen Hofkapel laat bouwen. Het paleis zelf werd ook door Rene niet voltooid. Na diens dood in 1544 laat hij Breda en alle andere bezittingen van de Nederlandse Nassaus na aan de toen nog elfjarige Willem van Nassau uit de tak Dillenburg, die later bekend zou worden als Willem van Oranje. Hij bewoonde het kasteel regelmatig, naast zijn stadsresidentie in Brussel. In 1618 na de dood van Philips Willem was het kasteel gekomen aan zijn halfbroer Prins Maurits en vervolgens Fredrik Hendrik en Willem II. Aan het kasteel werd in die tijd weinig veranderd. Pas stadhouder Willem III heeft in 1684 opdracht gegeven om het paleis van Hendrik III waarvan pas 60% klaar was, te voltooien naar het oorspronkelijke plan. Nu pas ontstond ontstond het vierkante paleis rond een vierkante binnenplaats dat we nu kennen. Willem III behield nog steeds een deel van het middeleeuwse kasteel en wel in de vorm van de vierkante toren. In de Franse Tijd diende het paleis als kazerne en militair hospitaal. Het kasteel werd in 1816 terug gegeven aan de Oranjes. Het zou door zijn centrale ligging in toenmalige Nederlanden prima kunnen functioneren als paleis, maar Koning Willem I stelde het kasteel in 1826 ter beschikking aan de Koninklijke Militaire Academie, die het gebouw nog steeds gebruikt.