Ruim 60 professionals en geïnteresseerden kwamen bijeen in Zuylen om over deze vraag te discussiëren. Deze studiemiddag die werd georganiseerd door de NKS in samenwerking met de Stichting Utrechtse Kastelen (SUK) werd geopend door Mark Röell, voorzitter SUK en Heidi van Limburg Stirum, directeur NKS. Na vier inleidingen die u hier vindt, werd geanimeerd gediscussieerd. Hieronder vindt u een kort verslag van deze discussie.
Zie hier voor een filmpje van de samenvatting door Fred Vogelzang
Inleidingen:
Samenvatting van de discussie na afloop:
Marc van Hasselt heeft een vraag voor Frieda Kreuer: Hoe kun je bezoek limiteren voor je locatie?
Antwoord: Je kunt een bepaald maximaal aantal tickets verkopen. Een andere mogelijkheid is gelimiteerde openingstijden of openingsperioden instellen. Het publiek accepteert dit makkelijker als de locatie toelicht dat die maatregelen nodig zijn om de locatie en de objecten te beschermen.
Cock de Zwart heeft een vraag voor Bouke van Gorp: U noemt de spanningsvelden “Behoud versus draagkracht” en “Educatie versus entertainment”. Wat me verbaast is dat u stelt dat ze moeilijk te objectiveren zijn. Waarom ontbreken er vuistregels voor?
Antwoord: Draagkracht bestaat uit verschillende aspecten. Een meetbare is bijvoorbeeld: vocht. Maar als het gaat om de beleving van een locatie die we in stand willen houden, dan is dat een ingewikkeld, niet te kwantificeren aspect. Beleving hangt ook samen met de verwachtingen van de bezoeker. Ook dat is niet te normeren.
Dhr. L. Von Bönninghausen heeft een vraag aan Gerhard Kuijt. Wat kost een premie voor een cascoverzekering nu eigenlijk voor bijvoorbeeld Slot Zuylen?Antwoord: Een kasteel brandt niet af, maar brandt uit. Een brand verwoest een vloer en de kap. De herbouwwaarde zou zo’n 15 à 20 miljoen bedragen. De premie komt dan op ongeveer € 10.000 per jaar.
Corinna de Regt vraagt: Is alleen schade door een acuut ongeval te verzekeren, of kan schade door dagelijks gebruik ook verzekerd worden?
Antwoord: een langzaam verlopend proces is niet te verzekeren. Dus een fundament dat vervalt, of vocht dat een kunstcollectie schaadt, kan niet verzekerd worden. Alleen plotseling optredende effecten worden verzekerd.
Ben Olde Meijerink merkt op dat Bouke van Gorp de definitie van erfgoed beperkt tot locaties die te bezichtigen zijn.
Antwoord: De definitie van erfgoed is niet vastgelegd. De invulling kan dus per wetenschapper verschillen.
Heidi van Limburg Stirum van NKS: Wanneer veranderde een huis in erfgoed? Het is een construct waar je als bewoner last van kunt hebben.
Antwoord: Het begrip ‘erfgoed’ wordt gehanteerd vanaf jaren 1990. Aanvankelijk werd het begrip ‘erfgoed’ nog gebruikt naast ‘cultuurhistorie’.
Semeijns de Vries van Doesburgh van Oudheidkundig genootschap Niftarlake. Wanneer privébezit als erfgoed behandeld wordt, dan verschuift het privaat bezit gedeeltelijk op naar publiek bezit. Dat gebeurt bijvoorbeeld op het moment dat gemeentes ruchtbaarheid aan een locatie geven in hun regio om er munt uit te kunnen slaan. Wanneer er dan toerisme op gang komt, ontstaat het spanningsveld. Particulier bezit wordt op die manier door de gemeente toegeëigend. Er zouden dan eigenlijk afspraken gemaakt moeten worden om aan de zorgen van de eigenaar tegemoet te komen.
Von Bönninghausen vult aan. Wat is het voordeel voor de eigenaar als men de samenleving ter wille is: wat komt er tegenover te staan? Ook denkend aan de uitkomsten van het onderzoek van Witteveen en Bos: als de kosten en opbrengsten uit particuliere kastelen en buitenplaatsen is ogenschouw genomen worden, komen de opbrengsten vooral terecht in de samenleving en niet bij de eigenaren ervan. De kosten van de instandhouding van particuliere kastelen en buitenplaatsen daarentegen, worden voor bijna 70% door de eigenaren gedragen.
Bouke van Gorp: Een aantal jaar geleden verscheen er een adviesrapport dat opgesteld was door kopstukken uit het veld van vrijetijdsstudies. Het advies luidde dat iedere partij die verdient aan erfgoed, mee zou moeten betalen aan de instandhouding ervan omdat ze er de vruchten van plukken. Helaas zijn het advies en het rapport in de vergetelheid geraakt.
Ben Olde Meijerink. Het belastingstelsel zou de oplossing moeten en kunnen bieden: een voordeel in de vorm van aftrekposten voor de eigenaar bijvoorbeeld.
Marietje van Winter: Zijn beschermde stadsgezichten niet een rem op woongenot? De huizen in een dergelijke regio mogen niet gemoderniseerd worden.
Antwoord: Er zijn beperkingen, maar daar tegenover staat ook dat de vastgoedprijzen stijgen in beschermde stadsgezichten. Dit levert een indirecte winst op voor de bewoners.
Fred Vogelzang vat samen:
Kastelen en buitenplaatsen, zo stellen verschillende sprekers, worden op nationaal niveau niet tot ‘ons’ cultureel erfgoed gerekend. Die is veel meer gericht op de burgerlijke samenleving van de Gouden Eeuw. Daar richt zich ook het internationale toerisme op, naast de clichés van klompen, molens en bloembollen. Dat blijkt zowel uit de canon, als uit de vergelijking met Groot-Brittannië en Duitsland. Daarom stelt de landelijke overheid weinig geld beschikbaar voor het behoud van kastelen en buitenplaatsen en leven niet in het nationaal bewustzijn als typisch Nederland. Op provinciaal en gemeentelijk niveau is dat heel anders: daar worden ze wel aangemerkt als belangrijk cultureel erfgoed. Die bestuurslagen hebben, mede door de crisis maar ook door de grote taakverschuivingen van de laatste jaren, weinig geld beschikbaar voor erfgoed. Een oplossing zou kunnen zijn de relaties van kastelen en buitenplaatsen met het gangbare historische beeld van Nederland te versterken. Dan zou het meer in de nationale erfgoedcanon komen en aansluiten bij de verwachtingen van de toeristen die Nederland bezoeken.
Toerisme en publieksfunctie verschillen. We hoorden vandaag dat in het verleden alleen specifieke groepen mensen toegang kregen tot kastelen en buitenplaatsen. Die mensen hadden een culturele relatie met die monumenten. Later is de toegang verbreed en kwam het toerisme op gang. Toeristen hebben een andere band en andere verwachtingen van een kasteel of buitenplaats dan de lokale bewoners, voor wie het erfgoed is. Erfgoed veronderstelt een persoonlijke relatie met het object, anders dan van een toerist, die een betaalde beleving zoekt. Voor massatoerisme is veel erfgoed ongeschikt. Kastelen en buitenplaatsen zijn niet berekend op zoveel bezoekers. De beleving gaat verloren en de grote bezoekersaantallen tasten het object teveel aan. Het geheel afsluiten voor publiek past evenmin. Erfgoed heeft namelijk altijd een publieksfunctie, mensen moeten er kennis van kunnen nemen, moeten het kunnen ervaren om daarmee de band die een onverbrekelijk onderdeel is van erfgoed te kunnen opbouwen en in stand houden. Die band is niet alleen emotioneel. Zonder begrip blijft erfgoed maar ook cultuurhistorie vreemd. Bezoek wordt bovendien effectiever en diepgaander als de bezoekers kennis heeft omtrent het object. Als die ontbreekt, moet de bezoeker op zijn minst de bereidheid hebben om dat kader te leren kennen.
Voor eigenaren zijn er vaak financiële redenen om hun monument open te stellen. Er is een noodzaak om extra inkomsten te genereren. Een oplossing die vaak gekozen wordt is het trekken van toeristen. Op dat moment verandert het oorspronkelijk gebruik van de locatie. Van een erfgoedobject of een cultuurhistorische locatie wordt het een toeristische attractie. Dat brengt eigen wetten, verwachtingen en (on)mogelijkheden met zich mee. Zaak is het toerisme niet de oorspronkelijke historische of erfgoedfunctie te laten wegdrukken. Een voorbeeld van een locatie waarvoor men extra bezoekers wilde aantrekken is het Utrechts Archief. Er kwamen allerlei extra faciliteiten. De extra bezoekers kwamen af op een expositie, een winkel en een horeca functie, maar het archief zelf werd niet drukker bezocht.
Een publieksfunctie die in een toeristische functie verandert, herbergt het gevaar dat het van zegen in vloek verandert. Het verhaal raakt ondergesneeuwd om pure verstrooiing te kunnen bieden. Daarmee wordt misschien (tijdelijk) nieuw publiek getrokken, maar gaat het oude publiek verloren en door het intensieve gebruik misschien ook het erfgoed zelf. Die spagaat is onvermijdelijk, maar iedere locatie heeft zijn eigen randvoorwaarden waarbinnen een evenwicht gevonden moet worden.