Op 19 mei 2016 werd op buitenplaats Trompenburgh in ’s Graveland een studiemiddag georganiseerd door de Stichting Het Nederlandse Interieur (SHNI). Hier waren 45 deelnemers en die pasten precies in de prachtige koepelkamer waar de lezingen werden gehouden. Koepelkamers waren ook het onderwerp van de eerste lezing, met voorbeelden uit de Vechtstreek waar de koepelkamer geheel binnen het gebouw is geplaatst. De koepelkamer kan echter ook een tuinkamer zijn met vrijstaande gevels aan twee of drie zijden.
De koepelzaal van Vreedenhoff, op scherm
geprojecteerd in de koepelvormige Trompsael
van Trompenburgh.
Trompenburgh heeft zelf de tuinkamer bij uitstek met daarin de prachtig beschilderde Trompsael. Deze is bijna net zo groot als het corps de logis en ligt rondom vrijwel geheel vrij.
De koepelvormige tuinkamer van Trompenburgh
is vrijwel net zo groot als het corps de logis waar
deze tegenaan gebouwd is.
Tuinkamers zijn bedoeld om de natuur in huis toe te laten, zoals de volgende twee sprekers betoogden. Vaak is dat alleen visueel en zijn er geen tuindeuren. Het komt ook veel voor dat de wanden zijn beschilderd met landschapstaferelen, of er is een trompe l’oeil plafond waarop een hemel staat afgebeeld voorzien van vogels of mytische figuren. Het verblijf in zo’n interieur voelt in alle seizoenen aan als een ‘somer voor het oogh’ waar men ‘den boogh ontspannen kan’. [noot: vrij naar een gedicht van Houbraken uit 1719 als geciteerd in Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, red. C.W. Fock 2001, p. 104]
Bij de rondleiding na de lunch stond Trompenburghhttps://www.kastelen.nl/nieuwsbrief/diginb-nks-juni-2018.html zelf centraal. Cornelis Tromp -zoon van de befaamde zeeheld Maarten- bouwde dit huis omstreeks 1680 op de fundamenten van het oude buiten van zijn welgestelde schoonfamilie dat in het rampjaar 1672 verwoest werd. Op het hoogste punt van het corps de logis is een terras aangelegd dat als de brug van een schip (!) uitzicht biedt over de tuin en de omgeving. Binnen wekken landschapschilderingen de illusie naar buiten te kijken.
De beletage van het corps de logis roept met geschilderde
landschappen in stucwerknissen de illusie van een doorkijk
naar buiten op.
In de volgende lezing werd een Maaskamer gepresenteerd: een kamer die boven de rivier is uitgebouwd. Deze kamer, in het (opengestelde) Patriciërshuis in Dordrecht, heeft niet alleen een prachtig uitzicht op de rivier maar ook de neoclassistische afwerking uit 1780 is prachtig en compleet bewaard. Als laatste kwam de bloemenkamer van Villa Noailles aan bod, waar de natuur daadwerkelijk wordt binnengebracht. In dit door Theo van Doesburg gedecoreerde kamertje werden snijbloemen uit eigen tuin tot boeketten voor binnenshuis geschikt.
Organisator Julia Hennig bedankte tot slot de sprekers: Leo Wevers, Ruth Jongsma, Richard Harmanni, Johan de Haan en Mariël Polman. Zij toonde zich met alle reden ingenomen: ‘We kunnen met grote tevredenheid op de dag terugkijken. Het was met recht een studiemiddag, omdat vakgenoten verschillende inzichten uitwisselden. Ik hoor heel goede geluiden van de deelnemers terug. We organiseren als SHNI vaker studiemiddagen en excursies voor begunstigers. Daarnaast is er de Marotlezing over interieurgeschiedenis of kunstnijverheid, die we samen met Stichting Daniël Marot Fonds jaarlijks organiseren voor een breder publiek.’
Julia Hennig, bestuurslid en organisator van deze
studiemiddag bedankt na de sprekers ook Thijs Boers,
dagvoorzitter en secretaris van het bestuur.
De dag werd afgesloten met een borrel waar druk werd nagepraat. Dagvoorzitter Thijs Boers: ‘Het was een dag vol professionele verhalen. Heerlijk dat er zoveel invalshoeken waren van heel conceptuele tot eigen herinneringen aan een tuinkamer thuis. Ook wel verfrissend dat Willemijn Fock onze poging tot categoriseren relativeerde, omdat indertijd niet zo werd gedacht. Vooral de manier van gebruiken is van belang: stadse ontspanning in een kamer met geschilderd uitzicht, zicht op de tuin of rivier. Of juist recreatie buiten de stad met een theekoepel, een nutstuin of buitenplaats.’
Het lijkt er op dat de ‘tuinkamer’ aan hetzelfde gevoel appelleert als de buitenplaats: een behaaglijke en geciviliseerde binnenruimte waar toch het aangename aspect van open ruimten en van de natuur ervaren kan worden. Dergelijk samenspel van natuur en cultuur spreekt mij altijd bijzonder aan.
Iris Broersma