Onder de kundige en enthousiaste begeleiding van dagvoorzitter Elyze Storms-Smeets werden in een viertal lezingen diverse aspecten van de Limburgse kastelen belicht.
Anne Grevenstein vertelde over het werk van restauratieatelier Limburg op Kasteel Borgharen en kasteel Hillenraad. Hierbij gaat het erom het gehele interieur als ensemble te benaderen en niet als losse onderdelen. Ze vertelde hoe belangrijk het is om onderzoek, restauratie en opleiding samen te laten gaan waardoor een vruchtbare synergie ontstaat. De verschillende restauratiedisciplines maar ook de eigenaar en de vrijwilligers moeten zo breed mogelijk betrokken worden.
Maaike Teeuwen was helaas ziek. Elyze Storms en Fred Vogelzang bespraken daarom haar presentatie en de onderzoeksresultaten in de vorm van een discussie met de zaal. Het merendeel van de aanwezigen was het eens met de stelling: “Leegstand is het einde van het erfgoed” en dat juist door er een functie aan te geven het erfgoed behouden kan blijven. Het hergebruiken als hotel betekent in sommige gevallen echter wel dat er ingrijpende aanpassingen gedaan worden. Deze zijn acceptabel zolang ze reversibel zijn.
Fred Vogelzang liet zien hoe Limburg als Nederlandse provincie is ontstaan in 1850. Deze nieuwe provincie had een nieuwe elite nodig. Petrus Regout is daar een voorbeeld van. Aan deze nieuwe elite toen werd niet veel anders aangekeken dan hoe wij nu aankijken tegen ‘nouveau riche’. Dit alles gevolgd door een inkijk in wat dit betekende voor hoe omgegaan werd met kastelen en buitenplaatsen.
Theo Oberndorff gaf een inkijk in de relatie tussen kasteel en landschap in Limburg. Kastelen zijn belangrijk als landschapsvormende factor. Aan de hand van het voorbeeld van kasteel Osen liet hij zien hoe bij de omvorming van het landschap helaas soms een heel kasteel en haar ruimtelijke (lanen) structuur moet wijken. Hij hield het pleidooi: Ontwerp geen nieuwe landschappen, zonder de historie van de oude te begrijpen en te waarderen.