De nationaal bekende buitenplaats Trompenburgh, vernoemd naar de roemruchte zeevaarder Cornelis Tromp, ligt tussen de lage gronden van de Vecht en de hoge gronden van het Gooi. Na de verwoesting va ... lees meer
De nationaal bekende buitenplaats Trompenburgh, vernoemd naar de roemruchte zeevaarder Cornelis Tromp, ligt tussen de lage gronden van de Vecht en de hoge gronden van het Gooi. Na de verwoesting van de eerste opzet van een eerdere opzet uit 1654 liet Cornelis Tromp in 1673 de buitenplaats opnieuw aanleggen. Het landhuis met gracht werd gesitueerd te midden van een geometrisch park. De buitenplaats kreeg de naam ‘Syllisburg’, naar een graaflijke titel die hij van de Deense vorst had gekregen. Inspiratie voor de vormgeving van zijn buiten deed Tromp waarschijnlijk op bij de huizen van de Oranjes, zoals Huis ten Bosch.
Na de dood van Tromp in 1691 verhuren de erfgenamen de buitenplaats enige jaren. In 1704 wordt het, inmiddels Trompenburgh geheten, verkocht aan Jacob Roeters. Via diens erfgenamen komt het bezit in handen van Mathijs Straalman die het grondgebied uitbreidt en een deel van het park omvormt tot vroege landschapsstijl. In de 18e,19e en 20e- eeuw werden verschillende wijzigingen op de buitenplaats aangebracht, waarvan diverse sporen in het terrein achterbleven, maar de 17e-eeuwse hoofdstructuur bleef bewaard. De laatste particuliere eigenaar van Trompenburgh is Frans Ernst Blaauw. Hij zet zich voornamelijk in voor het behoud van de historische woning en probeert met de ontwikkeling van een villawijk in Hilversum enige profijt te trekken. Bij zijn overlijden laat hij de resterende terreinen van Trompenburgh na aan de Staat der Nederlanden, op voorwaarde dat ‘een en ander het voorkomen en de bestemming zal behouden, zoals die thans is, dus dat er niet op gebouwd zal worden onder anderen’.
Hoge waarde moet worden toegekend aan de geometrische tuinaanleg die Cornelis Tromp aan het eind van de 17e eeuw realiseerde. Niet alleen in `s-Graveland, maar ook in Nederland betrof dit een bijzondere tuin. Verschillende structuren zoals de waterpartijen en kavellijnen zijn nog duidelijk aanwezig. Het bijzondere van Trompenburgh komt vooral tot uiting in een `existentiële` samenhang tussen de tuinaanleg en het huis, met elkaar verbonden door water, zicht en iconografisch programma, en het thans in gave toestand aanwezige huis.
Het huis bestaat uit een woongedeelte met houten buitenmuren. Een gang verbindt het huis met een erachter gelegen groot achthoekig paviljoen. Hierin bevindt zich de koepelzaal, waarin een bijzondere wandbespanning en schilderingen aanwezig zijn. Het voorste deel van het onderhuis werd gebruikt voor dagelijkse bewoning. De representatieve woonvertrekken bevonden zich links en rechts van de vestibule. In de overige vertrekken van het onderhuis waren voor bestemd voor het dienstpersoneel. De bel-etage had een representatieve functie. Het decoratieprogramma is volledig afgestemd op de natuurbeleving. In de wanden bevinden zich schilderijen met landschappen en vogels. Op het houten plafond is een hemel met exotische vogels afgebeeld. De bezoeker moest het gevoel krijgen dat de tuin zich binnen voortzette. Zeer fraai van omvang en decoratie is achthoekige De Trompzaal. De wanden van de zaal zijn geleed dor kolossale Ionische pilasters en boogstellingen die zich openen naar erkers met vensters en openslaande deuren. De erkers zijn gedecoreerd met schepen waarop de opdrachtgever zijn overwinningen behaalde. De waterlijn lijkt samen te vallen met de oevers van de vijver van de buitenplaats. Op de ander muurvlakken bevinden zich een aantal levensgrote portretten van Cornelis Tromp, van zijn echtgenote en van zijn vader én de God van de Zee, Neptunus. Het decoratieprogramma van de zaal vormt een geschilderd monument of mausoleum voor de opdrachtgever naar voorbeeld van de Oranjezaal: het mausoleum voor Frederik Hendrik.